Het concept
Ergens rond het jaar 1960 werd door het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten N.V. vastgesteld dat er behoefte bestond aan woonruimte voor alleenstaanden. Het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten N.V. was een semi-overheidsbedrijf dat na de Tweede Wereldoorlog was ontstaan om te voorzien in de grote behoefte aan betaalbare koopwoningen. Men was tot het inzicht gekomen dat men zich niet moest beperken tot eengezinswoningen en dat leidde tot het idee voor de Rijnlandflat. Er zat een duidelijk concept achter het plan voor de Rijnlandflat, waar overigens de sfeer van betutteling van afdroop: (semi)-overheidsinstanties die dachten dat ze wisten wat goed was voor de mensen. Het Bouwfonds was daar kampioen in. Feitelijk greep deze aanpak terug op oude concepten uit de negentiende eeuw, toen sommige rijke industriëlen zich over hun arbeiders ontfermden en speciaal voor het werkvolk nieuwe woonwijken bouwden die aan de nieuwste inzichten van geestelijke en lichamelijke gezondheid moesten voldoen. Ook in de eerste helft van de twintigste eeuw waren er nog talloze overheden en ontwerpers die achter hun tekentafel bedachten hoe ze een volmaakte wereld konden scheppen. Er werd gewerkt met een concept, waar men kennelijk geen enkele ervaring mee had, anders was de opzet van het gebouw wel anders geworden. Behalve appartementen die nadrukkelijk bedoeld waren voor eenpersoonshuishoudens bevatte het gebouw een aantal aanvullende voorzieningen. Op de begane grond kwam een dienstwoning voor een huismeester, een recreatiezaal en een inpandige fietsenberging. Op iedere etage waren twee logeerkamers, met een eigen badkamer, die naar believen gehuurd konden worden door bewoners om daar familieleden of kennissen te laten overnachten. Iedere etage had bovendien een ontmoetingsruimte, die kennelijk bedoeld was om de sociale cohesie te bevorderen.
Die speciale voorzieningen waren duidelijk bedoeld om het wooncomfort te vergroten. Dat de kans bestond dat sommige van die verworvenheden niet tot hun recht zouden komen, of later hun functie zouden verliezen, kwam blijkbaar niet op in de hoofden van de bedenkers van dit concept. Ze hadden er op zijn minst rekening mee kunnen houden dat sommige ruimten later een andere bestemming zouden krijgen. In de wanden die de logeerkamers scheiden van de aangrenzende appartementen hadden al bij voorbaat uitsparingen in het beton gemaakt kunnen worden. Die hadden dan voorlopig dichtgezet kunnen worden met een lichte bouwsteen, zodat een latere doorbraak zonder veel moeite gerealiseerd had kunnen worden. De ontmoetingsruimten, die waarschijnlijk nooit goed gefunctioneerd hebben, hadden ook voorbereid kunnen worden op een andere bestemming. De recreatieruimte heeft zijn nieuwe bestemming wel gevonden.
advertentie Leidsch Dagblad 4 oktober 1961
De verkoop
Op 31 maart 1961 adverteert N.V. Bouwfonds Nederlandse Gemeenten voor het eerst met appartementen in de Rijnlandflat. Het gebouw bestaat dan alleen nog op tekening. De kreet in de advertentietekst ‘nog enkele van de comfortabele flats beschikbaar,’ is waarschijnlijk ver bezijden de waarheid. Het Bouwfonds zal nog heel wat moeite moeten doen om ze allemaal te verkopen. Op 7 oktober 1961 wordt door wethouder Jongeleen een modelwoning geopend op het terrein waar het appartementencomplex zal verrijzen. De woningen zijn niet goedkoop. De prijs wordt zorgvuldig vermeden in de advertenties. Men acht het kennelijk veiliger om alleen te vermelden wat de maandelijkse lasten zijn en dat er een bedrag van ƒ 3.000,- eigen geld nodig is. Voor de verdere financiering moet bij het Bouwfonds een lening worden afgesloten. De appartementen kosten ongeveer ƒ 31.000,-. Ter vergelijking: In dezelfde tijd worden nieuwe eengezinswoningen in Zuid-West aangeboden voor ƒ 47.500,-. Ook de duistere eigendomsconstructie – je wordt geen eigenaar van een appartementsrecht, maar lid van een coöperatieve vereniging – lijkt niet bevorderlijk voor de verkoop.
Aanvankelijk denkt men in 1962 te kunnen beginnen met de bouw, maar zo’n vaart loopt het niet. Eind dat jaar zijn er geruchten dat het hele project misschien wordt afgeblazen omdat er te weinig belangstelling voor is. Het Bouwfonds besluit toch om ermee door te gaan. Men verwacht dat er op den duur wel voldoende interesse zal zijn. Men hoopt in 1963 te kunnen beginnen met de bouw. In 1965 zou het gebouw dan klaar kunnen zijn. Uiteindelijk wordt op 18 maart 1964 de eerste paal geslagen. Op maandag 27 september 1965 wordt het hoogste punt bereikt. Dit wordt officieel gevierd met wethouder Piena van Openbare Werken en de directeur van het Bouwfonds in Den Haag, de heer Van der Mijden. De houten modelwoning die vanaf 1961 op het bouwterrein heeft gestaan, wordt in juni 1966 te koop aangeboden voor ƒ 7000,-. Verondersteld mag worden dat de koper hem mee zal moeten nemen en er een plekje voor moet zien te vinden. Zou dat gebouwtje nog ergens staan? Op een kampeerterrein of op een boerenerf?
Medio augustus 1966 betrekken de eerste bewoners hun appartementen. In november 1966 zijn er 90 appartementen verkocht.
de modelwoning
Rijnlandflat in aanbouw, voorjaar 1965
Het interieur van een appartement in 1965
De opening
Op 15 oktober 1966 wordt het appartementengebouw officieel geopend door burgemeester G.C. van der Willigen. Hij zegt in zijn toespraak iets over de filosofie achter dit project. De gedachte is: vrijheid voor de alleenstaande: een eigen huis, maar ook de mogelijkheid tot communicatie. Vandaar bijvoorbeeld de gezamenlijke recreatiezaal.
Ondanks de talloze advertenties van het Bouwfonds Nederlandse Gemeenten staan er op dat moment nog ongeveer 30 appartementen leeg. Een jaar later is daar nauwelijks verandering in gekomen. Besloten wordt om tot 1 april 1967 door te gaan met de verkoop. Daarna zal het resterende deel verhuurd worden. In de advertenties wordt steeds benadrukt dat het om ‘vrijgezellenflats’ gaat of ‘flats voor alleenstaanden’. Misschien werd dat toen anders ervaren, maar bij de reclamemakers van het Bouwfonds had men kennelijk nog niet bedacht dat dit remmend zou kunnen werken bij woningzoekenden die niet zoveel behoefte hadden om in die categorie te worden ingedeeld. En was het niet slimmer geweest om ook jonge stellen aan te spreken? Dit was duidelijk niet in lijn met het oorspronkelijke plan en daar werd dan ook niet vanaf geweken.
Toch een succes
Door de onverkochte appartementen sluit de coöperatieve vereniging het eerste boekjaar (1966) af met een exploitatietekort. Voorafgaand aan de bouw is het Bouwfonds overeengekomen dat de gemeente het verlies zal aanvullen. De vereniging ziet zich genoodzaakt om daar een beroep op te doen.
Eind april 1967 zijn toch alle appartementen verkocht. Datzelfde jaar worden er ook alweer bewoonde appartementen te koop aangeboden. De vraagprijs ligt rond de ƒ 35.000,-. Er wordt ook al gemoderniseerd: Op 1 april biedt de bewoner van Bachstraat 60 zijn Bruynzeelkeuken te koop aan.
Door de jaren heen is er veel interesse voor het wonen in de Rijnlandflat. Kennelijk is er waardering voor het tamelijk riante gebouw, dat ook qua aanzien wel wat uitstijgt boven vergelijkbare bouwwerken uit die periode. De aanwezigheid van een huismeester is een van de verworvenheden die duidelijk zijn waarde toevoegt